De speelse en creatieve magie van ‘Mag Neet
Het is feest en ik krijg een ketting van lapis lazuli. Geen ronde kraaltjes, maar steentjes met hoekjes en goudachtige vlekjes. Ze glinsteren minuscuul en laten het helderblauw goed uitkomen. Maar Kim van vijf is vooral geïnteresseerd in de sluiting. Ze zit op schoot. Normaal roep ik: ‘Pas op, mag niet, straks breekt-ie!’ Maar vandaag zeg ik slechts: ‘Voorzichtig!’ En even later, als haar vingers over de sluiting glijden: ’t is een magneet, zie je dat?’ Ik klik de ketting open en laat hem tussen ons in vallen. Geen haakje te zien. Twee metalen vlakjes vormen de uiteinden.
‘Een magneet is dat.´ Ik wijs er een aan. ´Zie je hoe ze vanzelf naar elkaar trekken?’ Ik doe het voor. ‘Mag ik? Mag ik? Mag ik de Neet nu?’ roept Kim.
Samen grinniken we om de kracht in die stukjes metaal. Ze raken elkaar net niet zoals Kim ze vasthoudt. Dan voelt ze het met een klap kletsen. Met een beetje moeite klikt ze de sluiting weer los. Opgewonden herhaalt ze het en roept: ‘Mag Neet.’
De magie van taal
Het woord is minstens zo magisch: magneet. Voor Kim zitten daar ook twee delen in. Want zij hoort de hele dag: Mag niet. Niet doen. ‘Magneet’ is verwarrend voor een kleuter die het van toestemming moet hebben. Mag ik spelen? Mag hij met mijn fiets? Mag-ie nu naar buiten? Magneet. Maggi. Maggi? Ja nou mag-ie. De merknaam lijkt veel op de bekende vraag: Mag-ie? Ik besef het me als Kim aan tafel vraagt: ‘Opa maakte zeker een grapje?’ Want opa vroeg Mag-ie, en natuurlijk gaf papa hem dat bruine flesje. ‘Dát mag opa toch zeker wel!’
Uitzonderingen bevestigen de regel. Woorden als magneet en maggi bevestigen de regelmaat waarmee wonderen zich afspelen in het brein van een kind. Want uit de stroom van klanken en kreten vangt een kind feilloos woorden en betekenissen op. En af en toe een verwarrend woord.
Grapjes met woorden
Marit van tien maakt grapjes met zulke woorden. Ze houdt van woorden die op zinnen lijken of die uit twee andere woorden lijken te bestaan. Pas zei Marits vader: ‘Ik moet even naar Lopik rijden.’ Marit keek hem aan en vroeg alleen: ‘Lopik? Lopik of loop jij?’ Ik moest al lachen om haar opgetrokken wenkbrauwen. Die middag was ze bij haar vriendin Sharon. Ze kwam thuis met het volgende liedje:
Een topmannequin uit Lopik,
had een hekel aan gezanik.
Daarom vroeg zij aan een collega-model,
‘Loop jij of loop ik? Want ik wil wel!
Op de catwalk vanavond, dat hoop ik.’
Ik stond paf. Hoe kregen ze het voor elkaar? Bij Sharon thuis doen ze dat regelmatig, zulke liedjes maken. Limericks noemen ze dat. Zo’n limerick lijkt iets voor een slimmerik. Toch heeft Sharon geen tijgermoeder of dril-vader. Het zijn speelse mensen, die bij het theater werken. Ik ben verbaasd gaan informeren hoe ze dat doen met die limericks.
Sharons vader had een groot aandeel gehad in die topmannequin. Hij had het met de meiden uitgebreid gehad over fotomodellen en de catwalks die ze lopen, hoorde ik later. Zelf waren ze daar niet zo gauw opgekomen. Tja, dat is dan weer het leuke van de speelse interactie met ouders. Zo speels vind je het niet gauw. Dat overtuigde me ook dat ik niet te maken had met tijgerouders. Sharons ouders zijn er niet op uit om hun kind te overstelpen met verrijkende leerstof. Ze werken beide in de kleinkunst en vinden het zelf leuk om met taal te spelen. Mijn werk is in het onderwijs. Daar is de behoefte aan creativiteitsontwikkeling steeds sterker. Daarom kijk ik met interesse naar speelse interacties tussen ouders en kinderen.
Associatief leren
Vaak is de tendens bij zogeheten ‘tijgerouders’ dat vragen welkom zijn zolang ze over de stof gaan. Oplossingen moeten vooral lijken op succesvolle strategieën. Laat anderen fouten maken, hun kind moet het beter doen. Die moet het beste zijn en winnen. Focus is vereist en veel kinderen verliezen daarbij hun onbevangen openheid. Ze worden gecorrigeerd als ze te vaag zijn, te associatief.
Maar Michael Gelb van het High Performance Institute in New York benadrukt het belang van Leonardo da Vinci’s ongebreidelde associaties. Een van da Vinci´s zeven vaardigheden was de zogeheten connessione ofwel ‘associëren’. Ongebreideld associëren leverde deze uomo universale zijn ideeën. Recent hersenonderzoek maakt duidelijk waarom. Door te associëren maakt de rechterhersenhelft gebruik van logica en details uit de linkerhersenhelft.
Associaties zijn daarom strategisch voor leerontwikkeling. Door te spelen met aangeleerde kennis neemt een kind die op met het totale brein. Niet het strakke schema van het vak taal, maar juist de speelse chaos in de auto ontstaat bij associaties met plaatsnamen. In de magie van zo’n moment help je een kind met plezier zijn vindingrijkheid te ontwikkelen. Met of zonder limericks.
[ssba]Auteur: Claertje Frieke-Kappers
Kinderboekenschrijfster Claertje Frieke geniet van Utrecht, de stad waar ze met Fred en twee kano’s woont. Met Tim en Vera zijn ze vaak in andere steden om kunst te bewonderen. Als gezin woonden ze acht jaar in Afrika voor taalwerk. Vera en Tim kregen thuisonderwijs tot groep zeven. Claertje ontdekte de mogelijkheden van fantasie bij les in taalvaardigheden, check www.taalalseenjas.nl